Skip to main content
Geen categorie

Veiling mei 2013: De pistolen van de Jonkheer


Door Ir. J.P. Loeff, voorzitter VNW, de Vereniging van Nederlandse Wapenverzamelaars
 
Op de foto’s ziet u een cassette met een  koppel percussie pistolen in typisch continentale stijl. Ze komen van de zolder van een oude Zeeuwse familie en zijn door vererving al die tijd in de familie gebleven. Dat is al bijzonder maar daarnaast bevatte de kist de oorspronkelijke rekening van de maker aan de koper. Opgevouwen tot postzegelformaat op een dun stukje oud papier zat het verstopt in het vakje in de rechterhoek van de kist. Er komt aan het licht dat ene Monsieur de Jonge van Ellemeet zich een klein arsenaal aan pistolen aanmat in 1847 bij Arquebusier du Roi, J Goemans in Brussel. De datum is helaas niet helemaal leesbaar. Het is de 9e van een maand in 1847. Welke maand, we kunnen het niet determineren. 
Het koppel in kist is redelijk conventioneel en standaard bewapening voor een heer in die tijd. De rekening laat echter ook zien dat er een ‘pistolet à capsules’ wordt gekocht waarvan we niet precies weten wat het geweest is. Het zou een vroeg Flobert pistool kunnen zijn. Verder staan er een paar ‘pistolets a grosse capsules beringer’ op die rekening plus vier doosjes ‘capsules beringer’. Dat laatste paar pistolen is iets bijzonders want Beringer was de uitvinder van een achterlaadsysteem dat redelijk succesvol is geweest en dat in die tijd toch als modern en de stand van de techniek beschouwd moet worden. Laat nu op diezelfde zolder een zakpistool systeem Beringer opduiken. Beringer systemen worden wel vaker gevonden maar dan meestal in geweervorm voor kamerschietoefeningen of de jacht op klein wild. Soms ook als schijfpistool. Als zakpistool zijn ze echter zeldzaam. Het toont dat de Jonge van Ellemeet in zijn tijd een vooruitstrevend man was. Aan zo’n man hangt een verhaal en dat hebben we na een beetje zoeken voor u gevonden.

De koper: Jonkheer Mr. Willem Cornelis Mary de Jonge van Ellemeet (1811-1888)

 De oorspronkelijke eigenaar van de pistolen was een vooraanstaand man in zijn tijd. Naast landeigenaar was hij politiek actief. Zo was hij burgemeester van Oostkapelle van 1842 tot 1853 en, lid van de Eerste Kamer der Staten Generaal voor Zeeland van 1849 tot 1853. In 1853 werd hij lid van Provinciale Staten van Zeeland tot 1871 en na zijn verkiezing in 1853 vrijwel direct gekozen in Gedeputeerde Staten van Zeeland tot 1859. Een herbenoeming in Provinciale Staten in 1871 heeft hij niet aanvaard. Hij werd op dertienjarige leeftijd wees en opgevoed door pleegouders. In 1839 erfde hij het buitenplaats Overduin nabij Oostkapelle op Walcheren waar hij in 1841 het huidige huis Overduin liet bouwen. In die tijd richtte hij de buitenplaats als landgoed in. Hij bleef er tot zijn dood wonen. In de tijd dat hij burgemeester van Oostkapelle was heeft hij de pistolen in Brussel gekocht evenals het paar Beringer zakpistolen. Het was in die tijd heel gebruikelijk om een set pistolen in een cassette te hebben. Meestal woonde zo’n kistje in de herenkamer en diende die meer als statussymbool dan om werkelijk mee te duelleren of schijf te schieten. Het zakpistool was een heel ander lot beschoren want dat werd op reizen veelal meegenomen te bescherming. In die tijd was de premisse van het geweld nog niet aan de staat. Je moest jezelf kunnen redden en een veldwachter was meestal niet in de buurt als je lastig gevallen werd. Ook dat gebeurde in die tijd en een duidelijk gefortuneerd man als de Jonge van Ellemeet was een lonend doel voor allerlei schorriemorrie. Een koppel moderne zakpistolen was voor hem een nuttige aanvulling van de garderobe. 
De Jonge van Ellemeet was naast politicus een belezen en erudiet man. Hij was directeur van het Zeeuws Genootschap der Wetenschappen vanaf 1839. Hij was ook een verzamelaar en had de meest complete collectie agaves (een soort vetplant van origine uit Amerika) van Europa. Daarnaast verzamelde hij alles wat met de Zeeuwse dichter Jacob Cats te maken had. Deze verzameling werd uiteindelijk zo belangwekkend dat hij in 1870 een catalogus met de naam Museum Catsianum uitgaf. Hij schonk deze verzameling in 1877 aan de Maatschappij van Nederlandse Letterkunde in wiens bibliotheek de verzameling tot op heden rust. Hij was getrouwd met W.C.P. de Jonge die hem acht kinderen schonk, vier meisjes en vier jongens. Ook was hij de adjunct-houtvester van het zevende jachtdistrict Zeeland en majoor-commandant van het eerste bataljon van de rustende schutterij te Zeeland. Daarnaast had hij nog een aantal nevenfuncties die allen het algemeen belang dienden. Hij werd in 1884 voor zijn verdiensten in de adelstand verheven als jonkheer. Naar zijn sporen in de geschiedenis zich laten aanzien, een welverdiende accolade. Hij stierf op zijn geliefde Overduin in 1888. Dat de familie een blijvende belangrijke rol in onze maatschappij speelt mag blijken dat een kleinzoon van hem in de Tweede Wereldoorlog een onderzeeboot commandeerde en het later als Vice-Admiraal tot commandant van de Koninklijke Marine bracht. Een andere nazaat was kandidaat voor de Tweede Kamer verkiezingen van vorig jaar.
Een koppel schijfpistolen
 
De rekening maakt duidelijk wat het doel van de pistolen is. Goemans spreekt daarin over ‘une casette pistolets de Tir et accessoires’. ‘Tir’…dus schijfpistolen en niet duelpistolen. We zien een koppel percussie schijfpistolen in een mahoniehouten cassette met alle benodigdheden. Die zijn ook allemaal aanwezig. De pistolen zijn op de loop en de ‘false breech’ genummerd met een 1 en een 2. Het pistool nummer 2 is gesigneerd met J Goemans op de slotplaat. Pistool nummer 1 heeft het adres Arqer A Bruxelles op de slotplaat. De achtkantige lopen zijn gemaakt van geëtst damast en hebben geen aanschietmerken of signatuur. Er staat alleen een 11 op de onderzijde en een monogram dat zich laat aanzien als twee in elkaar geweven letters namelijk een J en een G. Niet helemaal verrassend met een pistool dat gesigneerd is met J Goemans. Je zou dus de conclusie kunnen trekken dat Goemans deze hele normale pistolen zelf vervaardigd heeft. Als dat in Brussel gebeurde zou dat ook de afwezigheid van aanschietmerken kunnen verklaren. Brussel had en heeft geen proefbank omdat de Belgische koning het monopolie daarvan aan Luik gunde. Wapens moesten volgens de wet wel aangeschoten worden maar in Brussel hielden ze zich daar blijkbaar niet altijd aan. De lopen zijn van een van opzij ingeschoven korrel voorzien. De keep zit op de ‘false breech’. Het slot is voorzien van de typische continentale krullen en ranken gravure. Deze is perfect uitgevoerd. Dezelfde gravure treft men aan op de stalen trekkerbeugel en kolfkap. De trekkerbeugel heeft een vingerhaak voor de middelvinger. De notenhouten kolven hebben een mooie tekening. Ze zijn voorzien van snijwerk aan de tip van het voorhout en diepe gestoken groeven in de handgreep. De kolven zijn onder de loop gesigneerd met een stempel JNI. Dat was een, vermoedelijk, Belgisch kolvenmaker waarvan de naam (nog) niet bekend is maar die over heel Europa zijn producten aan geweermakers leverde. Kolven met die stempel zijn bekend uit Luik (Galand), Brussel, Parijs (Devisme, Galand), Frankfurt (Weber & Schultheis) en Hannover (Tanner). (Bron: Jean Jacques Buigne)
De cassette is voorzien van een rode velours bekleding. We vinden erin een palissander hamer, een messing laadstok, een houten wisstok, een pistonsleutel met extra schroevendraaierbladen in het palissander handvat, een messing geblauwd kruitflesje en een kogeltang voor een rondkogel. In het vakje een losse messing kruitmaat, een doosje Gevelot slaghoedjes, rondkogels en proppen. De kruitfles was nog gevuld en ook kogels en slaghoedjes zijn aanwezig. Klaar voor de strijd om zomaar te zeggen. In het kruit bevonden zich een soort korrels van een beige substantie die een beetje op deeg lijkt. Ons een volkomen raadsel wat het is. De pistonsleutel had een verrassing in zich. Bij het oppakken bleek hij te rammelen. De knop achterop bleek er af geschroefd te kunnen worden en in het holle handvat zitten twee schroevendraaier punten die in de sleutel gezet kunnen worden. Dat verklaard de afwezigheid van schroevendraaiers in de kist. Die zijn altijd het eerste verdwenen want het zijn handige stukken gereedschap waar in de loop van de tussenliggende eeuwen altijd wel iemand om verlegen zit. Terugleggen is echter iets dat tot morgen uitgesteld kan worden en dan niet gebeurd. Deze vorm van combinatiegereedschap is één van de redenen dat de kist compleet is. De cassette met inhoud is in goede staat al heeft iemand in de tussenliggende jaren met roestvingers de pistolen beet gehad. De roestplekken zijn als donkere vlekken nog terug te vinden. Als die plekken er niet op zaten zouden de wapens eigenlijk in nieuw staat verkeren. 
Hoe een heel normaal koppel schijfpistolen toch een spannende hypothese kan opleveren. Was J. Goemans inderdaad de eigenlijke maker van dit soort pistolen? Op zijn rekening treffen we de kreet “Fabrique d’Armes à feu” aan. Een heuse fabriek of grootspraak? Leverde hij aan anderen, ook ongesigneerd? In mijn verzameling zit een vrijwel identiek pistool met een ebbenhouten kolf (zie de jubileum kalender van dit jaar). Ook met een kolf van JNI van dezelfde vorm al is de kolfkap iets anders. Natuurlijk werden in die tijd wapens door kleine of grote makers vervaardigd en dan al dan niet afgewerkt aan jan en alleman geleverd. Het lijkt er echter op dat Goemans in ieder geval zijn lopen zelf maakt wat op een werkplaats van enige grootte en kwaliteit wijst. Hij heeft de loop van mijn pistool echter niet gemaakt. Daar staat een andere, helaas onleesbare, signatuur op.
Naast de hypothese over de maker is er ook nog de zekerheid van een interessante eigenaar. Die had echter nog een aantal pistolen gekocht en één daarvan staat ons ter beschikking om te beschrijven.
Zakpistool systeem Beringer
 
Van diezelfde zolder waar de pistolen van J. Goemans woonden kwam een blikken kist met een heleboel voorwerpen. Er zaten een aantal percussie voorlaad zakpistolen van lage kwaliteit in die we niet beschrijven, een paar dubbelloops vuursteen pistolen waar we misschien later op terug komen maar er zat ook een klein pistool in met een speciaal systeem. Dat pistooltje wordt op de rekening die in de kist van Goemans zat genoemd. Het gaat om een percussie achterlaad zakpistool systeem Beringer. Ondanks het feit dat het prachtig gemaakt is heeft de maker zich helaas niet verwaardigd om het te signeren. Het pistool heeft een getrokken damast loop met haargroeven. Het systeem is geheel diep gegraveerd met ranken. Het sluitblok is gegraveerd met golven en bliksemschichten in de richting van de loop. De notenhouten kolf in de vorm en stijl van Boutet is voorzien van fijne quadrillering. De kolfkap is van alpaca (nikkelkoperlegering) en voorzien van een klepje. Het klepje is versiert met diverse ornamenten waaronder een jachthoorn en een wild zwijn. De bedienhendel van het sluitblok met vergrendelnok is volledig gegraveerd. Veer van de vergrendelnok is helaas lam. 
Het Beringer systeem is een heel vroeg achterlaad systeem ontworpen door een geweermaker van die naam in Parijs. Om het te laden wordt, na het half spannen van de haan, het sluitblok door middel van de hendel een kwartslag naar links gedraaid. In dat sluitblok zit een cilindrische boring met op een soort brug met drie steunen een piston. In de rechterkant van het blok wordt een slagcapsule tegen deze piston gezet. In de linkerkant van het blok wordt de kogel geplaatst. De voortdrijvende lading zit in de slagcapsule. Het blok wordt weer in zijn oorspronkelijke stand terug gedraaid en na het volledig spannen van de haan kan er geschoten worden. Die haan drijft een puntige slagpen aan die het slagsas in de capsule tegen de piston fijn slaat waardoor het ontsteekt. De eventuele lading ontbrandt dan en de kogel wordt de loop in geperst. Door een lichte overmaat volgt deze de trekken en velden prima. In het begin van de loop vinden we een overgangsconus om dit proces geleidelijk te laten verlopen. Het is zaak het wapen altijd eerst half te spannen omdat de slagpen een eindje in het blok steekt. Bij het demonteren van dit soort wapens geldt hetzelfde waarbij eerst het blok verwijderd wordt door het losschroeven van de bevestigingsschroef van de onderhendel en het dan naar boven uitnemen van het blok (na half gespannen te hebben!). Daarna kan het systeem uit elkaar gehaald wordt. Dat bestaat uit een onderste deel dat de onderdelen van het slot bevat en een bovendeel waar de slagpen, het sluitblok en de loop inzitten. De twee delen zitten met een schroefje aan elkaar aan de onderkant. De verbinding aan de bovenzijde gebeurd via drie houtschroeven in het hout van de kolf. Om de slagpen aan te drijven heeft de tuimelaar een kleine pen aan de rechterzijde die in een vork van de slagpen valt, Beweegt de tuimelaar naar voren dan gaat de slagpen mee. Beringer heeft een heel simpel systeem ontworpen dat maar een paar nadelen had. Ten eerste was gespecialiseerde munitie benodigd die dan ook nog eens uit twee delen (capsule, kogel) bestond. Een ander nadeel was gas lekkage tussen voorzijde van het blok en de achterzijde van de loop. De achterzijde van het blok werd door de capsule afgedicht dus daar bestond het probleem niet. Voor de doordenkers onder ons…bij een revolver gebeurd hetzelfde dus een groot probleem kan het niet geweest zijn. Vandaar dat het systeem toch nogal eens voorkomt. Zoals al gezegd is dat meestal in klein kaliber geweren en schijfpistolen. In de vorm van een zakpistool is het uitermate zeldzaam. Dit pistool is volgens de al genoemde rekening, als één van een paar, in 1847 gekocht bij de firma J Goemans, Arquebusier du Roi, in Brussel door de heer de Jonge van Ellemeet. De kosten waren toen 42 franc per pistool. Het heeft hem waarschijnlijk samen met zijn kompaan als zelfverdedigingswapen gediend.
De maten van het pistool zijn: lengte 19 cm. lengte loop 6,5 cm, kaliber ca 10 mm. Het is gemaakt in of voor 1847.

Overige illustraties



Foto 2: Op het linker pistool is de signatuur te zien.
Foto 3: Pistool 1 van rechts
Foto 4: Pistool 1 van links

Foto 6: De tekst “Arqer A Bruxelles” is alleen leesbaar bij half gespannen haan.
Foto 8: Onderzijde loop met monogram JG en 11 (kaliber in mm?)
Foto 9: De stempel JNI in de kolf. Wie het was is onbekend.
Foto 10: De pistonsleutel met schroevendraaier punten en schroefdop
Foto 11: Een schroevendraaier punt gemonteerd

Foto 14: Schuin van achteren is het een spannend wapen om te zien
Foto 15: Het pistool van rechts. de haan is ontspannen
Foto 16: In onderdelen uit elkaar genomen. Boven slagpen en sluitblok, daaronder de bovenkant van het systeem, de sluithendel met schroef en het slot met trekker. De diverse schroeven zijn voor de duidelijkheid weggelaten
Foto 17: Het slot schuin van boven. Op de voorkant ligt de slagpen met de vork waar de pen van de tuimelaar in valt. Die pen is moeilijk te zien vlak boven de borst van de slotplaat.
Foto 18: Bovenzijde van het systeem met de achterkant van de loop met overgangsconus
Foto 19: Het sluitblok geplaatst. Zie de bliksemflitsen en golven erop.
Foto 20: een detail opname van het sluitblok met duidelijk zichtbaar de piston waar de capsule tegen geplaatst wordt. 
Foto 21: De slagpen in het systeem. Aan de achterzijde de vork en in de uitsparing van het sluitblok is de punt ervan te zien.
Foto 22: De kolfkap met dekseltje in alpaca. Dit soort onderdelen werd van zogenaamde geelgieters ingekocht.